NOW-1 regeling is discriminerend voor aanvragers van werktijdverkorting

Ruurd van Eck

Te lage coronasteun voor horecaondernemers

Veel horecaondernemers hebben een te lage NOW-1-uitkering gehad omdat zij achteraf gezien een verkeerde periode waarover zij schade verwachtten hebben opgegeven. Zij rekenden er niet op dat halverwege mei 2020 plotseling besloten zou worden dat de horeca al per 1 juni deels open zou mogen. Daarom gaven zij als schadeperiode de maanden april tot en met juni en niet (half)maart tot en met mei op.

De wet maakte het niet mogelijk de eenmaal gekozen periode later te veranderen. Veel rechtszaken hierover eindigden zonder succes. Op 22 december 2023 liet de rechtbank Overijssel in een zaak van ons dit toch toe. In die zaak moest de referentieperiode alsnog aangepast worden. In de nieuwe berekening die het UWV moet maken, krijgt de ondernemer waarschijnlijk tienduizenden euro’s meer steun.

Van werktijdverkorting naar NOW-1

Ondernemers die in maart 2020 werktijdverkorting hadden aangevraagd kwamen op grond van de wet automatisch onder de NOW-1. Zij moesten daardoor voor 30 april 2020 de referentieperiode aanwijzen. Ondernemers die geen werktijdverkorting hadden aangevraagd, hadden uiteindelijk tot 5 juni 2020 de tijd om dit alsnog te doen. Zij konden daardoor wel rekening houden met de gedeeltelijke openstelling per 1 juni 2020.  Die mogelijkheid kon heel veel geld opleveren.

Discriminatie

De rechtbank heeft bepaald dat het deel van de NOW-1 regeling dat aanvragers van werktijdverkorting dwong voor 30 april de referentieperiode te kiezen, in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod van artikel 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het verschil in behandeling werd niet gerechtvaardigd door een legitiem doel. De nadelige gevolgen daarvan voor de ondernemer stonden niet in evenredige verhouding met dat doel. De betreffende bepalingen hadden buiten toepassing moeten worden gelaten. 

Aanpassing referentieperiode

Het UWV had in dit geval de ondernemer toe moeten staan de referentieperiode aan te passen. Het beroep tegen het vaststellingsbesluit is gegrond en het UWV moet de subsidie opnieuw vaststellen. Nu met de, voor de ondernemer, gunstigere gekozen referentieperiode. Het UWV heeft afgezien van hoger beroep tegen de uitspraak. De juridische procedure was namelijk succesvol.

Opvallend is dat de rechtbank overweegt dat het logisch is dat de ondernemer niet eerder bij de rechter opkwam tegen de weigering de referentieperiode aan te passen. De wet maakte het immers duidelijk dat een procedure hiertegen kansloos zou zijn.

Voor wie is dit belangrijk?

Deze uitspraak is van belang voor ondernemers waarvan nog rechtszaken lopen tegen een NOW-1 besluit. Ook voor ondernemers die al uitgeprocedeerd zijn kan dit toch nog van belang zijn.

Op grond van de wet is het onder omstandigheden mogelijk de overheid te vragen terug te komen op een onherroepelijk besluit. Het weigeren aan dit verzoek te voldoen kan evident onredelijk zijn. De rechter kan dan de overheid dwingen tot een aanpassing. Dat is bijvoorbeeld het geval als bij oppervlakkig onderzoek blijkt dat het besluit in strijd is met hoger recht, zoals hier het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Ook buiten de horeca is het de moeite waard nog een keer naar de NOW-vaststelling te kijken.

Als een verzoek tot herziening wordt overwogen moet daar niet te lang mee worden gewacht. Dit kan namelijk reden zijn om het verzoek af te wijzen.

Hulp nodig?

Als je als ondernemer te weinig steun of subsidie ontvangt of als te veel wordt teruggevorderd, kunnen advocaten van JPR juridische hulp bieden. Neem contact op met Ruurd van Eck van JPR advocaten voor ondersteuning. 

Gerelateerde berichten

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.