Rechtbank Midden-Nederland heeft op 7 mei 2025 geoordeeld over een deelgeschil tussen een benadeelde automobilist en de WAM-verzekeraar van de aansprakelijke partij, Nationale-Nederlanden (ECLI:NL:RBMNE:2025:2241). De centrale vraag in dit geschil was of deze ‘volgend verzekeraar’ gebonden is aan medische expertiserapporten die eerder zijn opgesteld in overleg tussen de benadeelde en haar eigen SVI-verzekeraar (Unigarant), die aanvankelijk als ‘regelend verzekeraar’ optrad.
De zaak in een notendop
Op 14 mei 2021 werd verzoekster van achteren aangereden door een verzekerde van Nationale-Nederlanden (NN). Voor de gevolgen van het ongeluk wendde zij zich in eerste instantie tot haar eigen schadeverzekering voor inzittenden (SVI), afgesloten bij Unigarant. Samen met Unigarant liet zij haar medische toestand onderzoeken door een neuroloog en een psychiater. Die rapporten werden opgesteld in overleg tussen verzoekster en Unigarant, waarbij beide deskundigen geen afwijkingen of stoornissen vaststelden die haar klachten konden verklaren.
Unigarant keerde in totaal € 220.000 uit, maar sloot vervolgens het dossier. Verzoekster wendde zich daarna tot NN voor verdere schadevergoeding. NN weigerde echter de medische rapporten te accepteren als uitgangspunt en stelde dat zij daar niet aan gebonden is. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of NN alsnog gehouden is deze rapporten als uitgangspunt te nemen.
Is NN als ‘volgend verzekeraar’ gebonden?
In dit soort gevallen, waarbij zowel een SVI-verzekeraar (Unigarant) als een motorrijtuigverzekeraar (NN) betrokken zijn bij de schadeafhandeling, neemt de SVI-verzekeraar de rol van ‘regelend verzekeraar’ op zich. Verzekeraars hebben dat in het SVI Convenant 2023 zo afgesproken om de schadeafwikkeling zo efficiënt mogelijk te laten verlopen (svi-convenant-2023.pdf). De medische expertises zijn in overleg tussen verzoekster en Unigarant tot stand gekomen; zij hebben samen de opdracht aan de deskundige verstrekt. Unigarant trad daarbij op als regelend verzekeraar in het contact met verzoekster, terwijl NN slechts als ‘volgend’ verzekeraar werd beschouwd. Volgens verzoekster zou NN daarom gebonden zijn aan de uitkomsten van die expertises.
De rechtbank verwerpt dit betoog. De verwijzing naar die interne werkafspraak tussen verzekeraars, biedt volgens de rechtbank geen grondslag voor derdenwerking. Die afspraak is primair bedoeld om de afhandeling tussen verzekeraars onderling efficiënter te laten verlopen, maar schept geen rechten voor benadeelden zoals verzoekster.
Daar komt bij dat NN, als ‘volgend verzekeraar’, geen betrokkenheid had bij de selectie van de deskundigen, de formulering van de onderzoeksvragen of de concept-rapportages. NN mocht de rapporten dus kritisch benaderen. De rechtbank benadrukt dan ook dat de rapporten niet kunnen worden beschouwd als gezamenlijke deskundigenrapporten, maar eerder het karakter hebben van partijdeskundigenrapporten.
Dat een onderlinge werkafspraak geen rechten voor derden schept, is niet per definitie het geval. Zo heeft de Hoge Raad in het verleden geoordeeld dat de Bedrijfsregeling Brandregres 2014 een regeling betreft van algemene aard die zich uitstrekt naar niet bij het opstellen van de regeling betrokken derden. Derden kunnen zich dan ook beroepen op de in die regeling gemaakte afspraken. Waarom de rechtbank in deze zaak een andere afweging maakt, wordt niet duidelijk uit de uitspraak.

Meer weten?
Wil je meer weten over het deelgeschil over medisch bewijs na een bedrijfsongeval? Jim denkt graag met je mee.
Twijfels over volledigheid van informatie
NN betwist niet de deskundigheid van de artsen, maar stelt dat de rapporten gebaseerd zijn op onvolledige informatie. En daar wringt de schoen. Zo ontbreken gegevens over het arbeidsverleden van verzoekster: uit het psychiatrisch rapport blijkt een positief werkverleden zonder langdurige uitval, terwijl inmiddels duidelijk is dat zij tussen 2013 en 2019 geen betaald werk had. Ook zouden eerdere klachten – PTSS in 2014 en een whiplash in 2016 – niet zijn gemeld.
De rechtbank overweegt dat de benadeelde een informatievoorsprong heeft op medisch gebied, en dat bij subjectieve klachten (zoals pijn zonder objectieve oorzaak) extra waarde wordt gehecht aan het klachtenpatroon en de betrouwbaarheid van de informatie.
Nieuw bewijsrecht
In gevallen waarin klachten niet objectief medisch kunnen worden vastgesteld, maar wél tot schadevergoeding kunnen leiden, is de waardering van deskundigenrapporten essentieel. In de jurisprudentie is daarvoor het criterium ontwikkeld van een plausibel klachtenpatroon: consistent, consequent en samenhangend. De beoordeling daarvan steunt vrijwel uitsluitend op de verklaringen van de benadeelde zelf. De deskundige moet daarbij kunnen uitgaan van volledige en betrouwbare informatie.
Tegen die achtergrond is het oordeel van de rechtbank in deze zaak relevant. Op grond van het nieuwe bewijsrecht (artikel 186 lid 5 en artikel 192 lid 5 Rv) geldt dat een bodemrechter in beginsel eerst de deskundigen moet horen, voordat aan hun rapporten voorbij wordt gegaan, tenzij bij voorbaat al duidelijk is dat een nieuwe deskundige benoemd moet worden. Voor een dergelijke verdiepende bewijswaardering is in een deelgeschilprocedure geen ruimte.
De rechtbank vindt het daarom te vroeg om nu al te oordelen over de bewijskracht van de bestaande rapporten. Aangezien de deskundigen zich nog niet hebben kunnen uitlaten over bepaalde vragen en onduidelijkheden die NN naar voren heeft gebracht, acht de rechter het zelfs aannemelijk dat een bodemrechter hen alsnog zou willen horen.
Om die reden wijst de rechtbank de verzoeken van verzoekster af. Tegelijk wijst zij erop dat het verstandig zou zijn de eerder betrokken deskundigen aanvullende vragen voor te leggen. Daarmee kan mogelijk duidelijkheid worden verkregen zonder een nieuwe, kostbare expertiseprocedure.
Conclusie
Deze uitspraak maakt duidelijk dat medische rapporten die in overleg met slechts één partij tot stand zijn gekomen, de andere partij niet automatisch binden, zeker niet als die partij geen rol heeft gehad in de keuze van deskundigen of vraagstelling. Ook markeert zij een belangrijk praktijkpunt in het licht van het nieuwe bewijsrecht: rechters zullen in beginsel niet zomaar medische rapporten afwijzen, maar eerst de deskundigen zelf moeten horen.
Meer weten?
Heb je naar aanleiding van dit artikel nog vragen of wil je nadere informatie? De advocaten van JPR helpen je graag.