Arbeidsrecht Ondernemingsrecht
26 augustus 2020

Recht en redelijkheid: Loondoorbetaling na faillissement

Ruben Schuurman
Loondoorbetaling na faillissement | JPR Advocaten

Afgelopen week hebben wij bij JPR advocaten in een procedure tegen het UWV een mooie uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ontvangen. De kwestie komt voort uit een faillissement dat behandeld werd door één van onze curatoren, waarbij de curator medio 2016 een doorstart wist te realiseren en daardoor de werkgelegenheid van 84 werknemers wist te waarborgen. Helaas volgde daarop een juridische procedure tegen het UWV, waarbij centraal stond de verschuldigdheid van loon over de periode van de opzegtermijn. Graag nemen we u mee in deze boeiende uitspraak.

Waar gaat het over?

Stel: uw werkgever gaat failliet. U krijgt ontslag van de curator. De opzegtermijn bedraagt volgens de Faillissementswet zes weken. Al na zes dagen vindt een doorstart plaats met alle werknemers. Bij een doorstart neemt iemand anders het bedrijf over en zet de activiteiten voort. Ook u gaat weer aan het werk bij de nieuwe werkgever. Heeft u dan recht op uw loon over de opzegtermijn vanaf het moment dat u weer aan het werk gaat bij de nieuwe eigenaar? Ofwel: vijf weken dubbel loon?

Hoe zit het juridisch?

Ten tijde van de doorstart was de officiële regel: als de werknemer niet werkt heeft hij geen recht op loon. Die regel ging echter in de praktijk maar zelden op, nu het niet-werken in veel gevallen in de risicosfeer van de werkgever valt. Als de oorzaak van het niet-werken bij de werkgever ligt, moet hij het loon gewoon doorbetalen. Hetzelfde geldt twee jaar lang als de werknemer ziek is. Een faillissement komt meestal voor risico van de werkgever. Dus bij faillissement moet de curator gewoon doorbetalen. In de praktijk komt daar natuurlijk niets van terecht: de werkgever is meestal niet voor niets failliet en de curator heeft meestal geen geld om het loon door te betalen. In Europa is daarom geregeld dat de werknemer in dat geval recht heeft op een uitkering van de overheid. Deze uitkering is gelijk aan het loon over een bepaalde periode en in elk geval over de opzegtermijn. In Nederland is deze Loongarantieregeling in de Werkloosheidswet opgenomen. Het UWV, dat die regeling uitvoert, verhaalt de uitkering zoveel mogelijk op de boedel van het faillissement. Het loon over de periode vanaf het faillissement is een boedelschuld: die gaat voor boven alle andere schuldeisers in het faillissement. Het UWV komt dus (na de curator) als eerste aan bod.

Tot 1 januari 2016 had de werknemer alleen recht op een uitkering op grond van de Loongarantieregeling als hij geen ander werk had. Dat werd per dag beoordeeld. Het systeem is echter gewijzigd: vanaf 1 januari 2016 wordt loon elders afgetrokken van het loon bij de failliete werkgever. Dat lijkt eerlijker, vooral als de werknemer elders minder verdient. Er werd echter nog iets veranderd: het inkomen wordt voortaan per maand beoordeeld. Veel bedrijven betalen echter in perioden van vier weken. Voor dat geval bepaalt een uitvoeringsregeling dat het loon over die vier weken wordt toegerekend aan de maand waarin de laatste dag van die vier weken valt.

Wat was hier aan de hand?

Een transportbedrijf gaat op 5 juli 2016 failliet. Alle werknemers worden door de curator ontslagen. De opzegtermijn eindigt op 18 augustus 2016. Op 11 juli 2016 treden alle werknemers in dienst bij de nieuwe werkgever, die het bedrijf voortzet. Het UWV betaalt uitkeringen op grond van de Loongarantieregeling. De oude en de nieuwe werkgever betalen het loon per vier weken. Omdat deze perioden zeker halverwege het jaar anders lopen dan de maanden werd het grootste deel van het loon bij de nieuwe werkgever niet meegenomen in de berekening van de uitkering, met als gevolg onevenredig hoge uitkeringen. De curator vond dat te gortig en weigerde uiteindelijk een bedrag van € 353.067,52 aan het UWV te betalen. Het UWV spande daarop een procedure bij de rechter aan tegen de curator.

Wat vond de rechter?

Het UWV had bij de behandeling van het wetsontwerp op deze situatie gewezen. Dit risico was dus welbewust op de koop toegenomen in de nieuwe wet, vond het UWV. De rechtbank was het daarmee eens en vond dat de curator gewoon moest betalen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde anders.

Het gerechtshof redeneerde als volgt. Het UWV krijgt op grond van de wet de loonvorderingen van de werknemers op hun failliete werkgever. In juridische termen heet dat subrogatie. Het UWV kan dus nooit meer krijgen dan de werknemer heeft te vorderen. Normaal gesproken komt een faillissement voor risico van de werkgever en moet deze het loon over de gehele opzegtermijn doorbetalen, ook als er geen werk meer is. In dit geval hebben de werknemers vanaf 11 juli 2016 (toen zij gingen werken voor de nieuwe werkgever) geen recht meer op loon. Zij waren immers allemaal op dezelfde voorwaarden in dienst getreden bij een nieuwe werkgever en deden daar hetzelfde werk. Zij waren dus niet langer beschikbaar voor het werk bij hun oude, failliete, werkgever. Het hof vond het niet redelijk dat de curator in dat geval nog loon zou moeten doorbetalen. De curator behoefde het bedrag dus niet aan het UWV te betalen. Dat geld kwam daarmee beschikbaar voor de schuldeisers in het faillissement.

Let goed op de regels bij een faillissement

In een faillissement gelden niet alleen de regels voor faillissementen, maar ook van andere rechtsgebieden. Hier werd de zaak uiteindelijk beslist op grond van regels van het arbeidsrecht. Bij JPR werken advocaten met verschillende specialisaties nauw samen voor het beste resultaat. Heeft u vragen over een soortgelijke situatie? Wij helpen u graag.

Gerelateerde berichten

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.