Max Verstappen in hoger beroep in het ongelijk gesteld; vrij baan voor gebruik van lookalikes?

JPR advocaten
Max Verstappen verliest hoger beroep | JPR Advocaten

Eerst oordeelde de rechtbank nog dat Picnic inbreuk maakte op Max Verstappens portretrecht en daardoor een schadevergoeding van € 150.000,00 moest afdragen. In hoger beroep wijst het hof alle vorderingen van Max Verstappen af.

Oordeel hof over gebruik van lookalikes

Het hof oordeelt kort gezegd dat weliswaar sprake is van een lookalike, maar dat het voor iedereen duidelijk is dat het niet Max Verstappen zelf is. Dat blijkt onder andere uit het gebruik van een smal elektrisch bestelbusje in plaats van een Formule 1 racewagen en de nadruk op tijdig vertrekken in plaats van snel te vertrekken. Het is een persiflage van Max Verstappens reclamefilmpje.

Gelet op de afstand die door Picnic is genomen in het reclamefilmpje, kan ook geen sprake zijn van aantasting in de eer en goede naam van Max Verstappen. Het publiek kan hierdoor ook niet menen dat Max Verstappen de diensten van Picnic ondersteunt.

Het hof oordeelt verder dat het enkele feit dat een bekende persoon verzilverbare populariteit geniet, niet automatisch betekent dat je hem niet mag nabootsen. Ook niet wanneer daarbij een commercieel belang aanwezig is. Zolang geen sprake is van verwarring over de identiteit van de lookalike en Max Verstappen, is het gebruik van een lookalike toegestaan. Bijkomende omstandigheden kunnen dit anders maken, maar die zijn niet aanwezig.

Oordeel hof over schadevergoeding

Het hof houdt verder nog rekening met het feit dat Max Verstappens contract met Jumbo is verlengd. De lookalike speelde verder geen rol in uitingen waarin Max Verstappen ook in eigen persoon had kunnen spelen. De sponsorrelatie met Jumbo laat mogelijk ook niet toe dat Max Verstappen reclame maakt voor andere supermarkten. Hierdoor vindt het hof het niet aannemelijk dat Max Verstappen en zijn belangbehartiger Mavic c.s. omzet hebben misgelopen als gevolg van Picnics handelen.

Is verwarring nu een eis bij het gebruik van lookalikes?

Aanvankelijk kon men al spreken van inbreuk op een portretrecht bij het gebruik van een lookalike, wanneer daarmee het beeld van de bekende persoon in kwestie wordt opgeroepen. Met andere woorden: het enkel ‘aanhaken’ bij de populariteit van een bekend persoon, kon voldoende zijn voor portretrechtinbreuk. Het hof verduidelijkt nu dat dat niet het geval is. Het hof vereist dat het publiek in de war moet raken over de identiteiten van de bekende persoon en de lookalike, om te kunnen spreken van portretrechtinbreuk bij het gebruik van lookalikes. Het is niet uitgesloten dat dit oordeel nog wordt aangevochten bij de Hoge Raad, om daarmee te toetsen of verwarring wel echt een eis is.

Als geen sprake is van verwarring, dan zijn bijkomende omstandigheden vereist. Wat bijkomende omstandigheden kunnen zijn, zal moeten blijken uit toekomstige rechtspraak.

Slotsom

Het oordeel van het hof biedt voorlopig vrij baan voor het gebruik van lookalikes in reclames, tenminste wanneer het duidelijk is dat het om een lookalike gaat. Als dat duidelijk is, kunnen alleen bijkomende omstandigheden het gebruik van lookalikes onrechtmatig maken. Wat die bijkomende omstandigheden zijn, moet nog blijken.

Hebt u vragen over de inhoud van uw reclameboodschappen of over het gebruik van lookalikes? Neemt u dan contact op met onze advocaten intellectueel eigendom. Zij adviseren u graag over het gebruik van portretten en privacyaspecten.

Gerelateerde berichten

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.