Vastgoedrecht
8 augustus 2017

Abstracte bankgarantie verplicht de bank tot betaling

JPR advocaten
Bankgarantie verplicht de bank tot betaling | JPR Advocaten

Stel: u hebt uw bank een bankgarantie laten afgeven. Uw contractpartij verlangt uitbetaling onder deze bankgarantie. Kunt u, of kan de bank zich verzetten tegen deze betalingsplicht? Uit de rechtspraak blijkt dat dit vrijwel onmogelijk is.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een uitspraak van 15 augustus 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:3281) bevestigd dat een abstracte bankgarantie (ook wel genoemd: ‘on demand’ of ‘afroep’ -garantie) een hoge mate van zekerheid biedt. Een bank moet tot uitbetaling over gaan indien aan de letterlijke voorwaarden van de garantie is voldaan; daarop is vrijwel geen uitzondering mogelijk.

Deze uitspraak is een vervolg op de uitspraak die de Hoge Raad op 13 maart 2015 heeft gedaan waarbij de Hoge Raad de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam verwees voor verdere behandeling en beslissing. In deze zaak gaat het om het volgende.

De casus

Opdrachtgever en aannemer hebben een overeenkomst van aanneming gesloten voor het leveren en plaatsen van technische installaties. Omdat de aannemer 90% van de aanneemsom moest voorfinancieren stelde de financierende bank ABN AMRO als voorwaarde dat opdrachtgever een ‘abstracte’ bankgarantie stelde. Een bankgarantie derhalve die zondermeer tot betaling verplicht, op eerste verzoek. Namens de opdrachtgever gaf de Rabobank deze bankgarantie af.

Na oplevering van het werk volgde geen betaling, dus ABN AMRO verzocht Rabobank het bedrag dat door de bankgarantie werd gegarandeerd, uit te betalen. De Rabobank weigerde dat met de mededeling dat de hoogte van het factuurbedrag onjuist zou zijn.

De zaak werd aan de Rechtbank voorgelegd die ABN AMRO in het gelijk stelde. Rabobank ging in hoger beroep en het Hof oordeelde dat - toch - naar de onderliggende rechtsverhouding gekeken mag en moest worden. Het Hof zag in de stelling van de Rabobank voldoende aanleiding om een beroep op bedrog of willekeur aan te nemen. Vervolgens werd de zaak aan de Hoge Raad voorgelegd.

Standpunt Hoge Raad

De Hoge Raad stelde voorop dat bij bankgaranties als deze groot gewicht toekomt aan de strikte bewoordingen van de garantie. De Hoge Raad stelde voorts dat met een beroep op bedrog of willekeur de bank niet hoeft te betalen, maar daarbij moet dat beroep op bedrog of willekeur onverwijld worden gedaan én er moet voldoende inzicht worden gegeven in de gronden voor de weigering. De Hoge Raad verwees de zaak naar een ander Hof, het Gerechtshof Amsterdam, voor verdere behandeling en beslissing.

Het Hof te Amsterdam herhaalde de criteria van de Hoge Raad en stelde vast dat de Rabobank bij haar weigering om uit te betalen onvoldoende inzicht heeft gegeven in de feiten en omstandigheden die zouden neerkomen op fraude of willekeur. De Rabobank heeft dat pas in de juridische procedure in hoger beroep onderbouwd gedaan. Het lag op de weg van de Rabobank om haar weigering om uit te betalen onverwijld en op voldoende gespecificeerde en dragende redenen te gronden.
Dat heeft de Rabobank dus niet, of in ieder geval veel te laat gedaan. De Rabobank heeft derhalve ten onrechte niet uitbetaald

Conclusie

De uitspraken van de Hoge Raad en het Hof laten opnieuw zien dat een zogeheten abstracte bankgarantie een hoge mate van zekerheid biedt. Uitgangspunt is dat wanneer aan de voorwaarden van de garantie wordt voldaan, uitbetaling moet volgen. Dit kán anders zijn als er sprake is van bedrog of willekeur maar in dat geval moet daarop direct (‘onverwijld’) een beroep worden gedaan en dat beroep moet voldoende gespecificeerd en onderbouwd zijn.

Daarmee wordt tegemoet gekomen en invulling gegeven aan het bijzondere karakter dat de abstracte bankgarantie in het financieringsverkeer heeft.

Uitzonderingen

Het vorenstaande geldt alleen voor de zogeheten afroepgaranties. Een bankgarantie die afgegeven is ter opheffing van gelegde beslagen is géén afroepgarantie. Voor het inroepen van de zogeheten beslaggarantie gelden andere voorwaarden.

Daarnaast is het zo dat wanneer op de onderliggende overeenkomst de UAV of de UAV-GC van toepassing zijn een speciale regeling geldt. Paragrafen 43a lid 4 UAV (2012 en 1989) en 38 lid 2 UAV-GC (2000 en 2005) bepalen dat indien de opdrachtgever van plan is de bankgarantie in te roepen hij de aannemer bij aangetekende brief daarvan kennis moet geven, waarna de aannemer de mogelijkheid heeft om binnen 10 dagen (UAV) respectievelijk 14 dagen (UAV-GC) na die kennisgeving een spoedgeschil aanhangig te maken bij de Raad van Arbitrage om het inroepen te verhinderen.

Vragen?

Hebt u vragen over bankgaranties of daaraan gerelateerde zaken, aarzel dan niet om contact op te nemen met Peter Breukelaar of één van zijn collega’s bij JPR Advocaten.

Gerelateerde berichten

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Ontvang als eerste alle relevante juridische ontwikkelingen.